Men neme een braakliggend terrein, enthousiaste burgers of creatieven en eventueel de gemeente, bruisende ideeën over stadsontwikkeling en voilà: het stadslab is geboren.
Zo simpel is het uiteraard niet helemaal, maar dat stadslabs overal in Nederland opduiken, is een feit. Ze vermenigvuldigen zich sneller dan konijnen in Australië, stelt Joop de Kraker. Hij is hoofddocent Milieuwetenschappen aan de Open Universiteit en tevens hoogleraar Sustainability assessment aan Universiteit Maastricht. Stadslabs zijn er in vele vormen, vertelt De Kraker, maar grosso modo is het een plek waar op een wat minder formele manier wordt nagedacht over hoe een stad ontwikkeld kan worden. Vaak worden die ideeën ook in het stadslab uitgeprobeerd.
Stadslab Heerlen
De Kraker houdt zich sinds een jaar of vier in diverse onderzoeksprojecten bezig met stadslabs, vooral vanuit een interesse in duurzame stedelijke ontwikkeling. Sinds 2017 doet hij vanuit de Open Universiteit ‘actie-onderzoek’ naar stadslabs, in samenwerking met stadslaboranten. Hij begeleidde bijvoorbeeld het ontwerp van Stadslab Heerlen dat zich gaat richten op de transformatie van de binnenstad door initiatieven ‘van onderop’. Eind augustus gaf De Kraker tijdens de Neimed Krimplezing (zie kader) toelichting op het fenomeen stadslabs.
'Stadslabs richten zich bijvoorbeeld op duurzaamheid, energietransitie en leefbaarheid'
Duurzaamheid, water en klimaat
De wieg van de stadslabs is in elkaar getimmerd ten tijde van de crisis, vertelt De Kraker. “Er gebeurde opeens niets meer met braakliggende plekken en leegstaande gebouwen. Heel veel ontwikkelplannen van gemeentes en projectontwikkelaars zijn toen in de ijskast gegaan.” Buurtbewoners, creatievelingen en architecten sprongen vervolgens in dat gat en kwamen met plannen voor de buurt zelf of voor de omgeving. “Ze richten zich bijvoorbeeld op duurzaamheid, water en klimaat, energietransitie, leefbaarheid en circulaire economie.”
Sociale meerwaarde
Een positieve ontwikkeling, vindt De Kraker, niet alleen omdat er eindelijk iets gebeurde met de braakliggende grond. “Stadslabs laten zien dat er alternatieven zijn voor de gebruikelijke aanpak, namelijk dat een locatie financieel rendement moet opleveren. De meerwaarde van een plek kan ook sociaal zijn, op milieugebied of financieel op langere termijn. Die bredere waardecreatie is waar dit soort initiatieven oog voor heeft. Bovendien komt er dankzij die creativiteit veel meer oog voor wat je met die plekken kunt doen.”
'Een stadslab is nooit precies iets'
Vele vormen
Wie een rondje door Nederland googlet, ziet stadslabs in vele soorten en maten over het scherm rollen. Van een flitsende evenementenlocatie op wat ooit het terrein van de Suikerunie was (Groningen) tot een verzameling gebouwen waar partijen van diverse pluimage welkom zijn om mee te denken over sociale innovatie in de stad en daaromheen (Amersfoort). Het is duidelijk: stadslabs komen in vele vormen. “Een stadslab is nooit precies iets”, zegt De Kraker. “Op een gegeven moment is die term in zwang gekomen om bepaalde dingen te benoemen. Je hebt de term zoals onderzoekers die gebruiken, als definitie om ze te bestuderen. Maar het is een onbeschermde term, dus iedereen kan het etiket stadslab overal opplakken.”
Mislukken? Liever niet
Het ideale stadslab gedraagt zich als een kameleon. “Het verschiet telkens van kleur, al naargelang de omstandigheden.” Ook essentieel is dat er ruimte is om te experimenteren, stelt De Kraker. “Het is een lab waar voortdurend nieuwe dingen worden uitgeprobeerd, die ook mogen mislukken, zodat de mensen die hun nek uitsteken niet het schip ingaan.” Mislukkingen toestaan blijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan, zegt de hoogleraar. “Aan het begin zeggen de wethouder en andere betrokkenen dat succes niet gegarandeerd is, dat het mag mislukken en dat we daarvan leren, maar gaandeweg wordt die speelruimte allengs kleiner. Iedereen zou het toch eigenlijk wel heel erg vervelend vinden als het mislukt. Dat is wel begrijpelijk, maar het maakt de ruimte om te leren kleiner.”
Energie uitwisselen
En dat terwijl het succes van een stadslab nauw samenhangt met die ruimte om te experimenteren. Dat bepaalt én vergroot zijn succes. Stadslabs kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan de energietransitie, waarbij we met zijn allen van het gas afgaan. Technisch kan het, maar dat betekent dat veel woningen een warmtepomp moeten hebben. “Wie gaat dat betalen? Een warmtepomp van meer dan 15.000 euro verdien je niet zomaar terug en bovendien hebben de meeste mensen dat geld niet.” Het stadslab De Ceuvel in Amsterdam-Noord experimenteert met hoe particulieren energie opwekken en uitwisselen met hun buren. Mensen worden dus zelf energieleverancier. De grote energiebedrijven komen er niet meer aan te pas. “Zulke initiatieven kun je alleen ontwikkelen door in het echt, in zo’n stadslab, te experimenteren.”