Unicef heeft toegezegd ervoor te zorgen dat lageinkomenslanden hun inwoners ook kunnen vaccineren tegen Covid-19. Niet voor niets: al decennia ondersteunt Unicef ontwikkelingslanden via uitgebreide vaccinatieprogramma’s om alle kinderen te vaccineren tegen invaliderende en dodelijke ziektes.
In 2019 schafte Unicef 2,4 miljard doses vaccins aan voor 99 landen, bedoeld voor 45 procent van alle kinderen wereldwijd, jonger dan vijf jaar. Dat duizelingwekkende aantal maakt Unicef de grootste leverancier van vaccins ter wereld. Al jarenlang levert Unicef vaccins tegen verschillende ziekten, waaronder mazelen, polio, difterie, kinkhoest en tetanus. Ze worden gebruikt voor reguliere vaccinatieprogramma’s, maar ook bij preventiecampagnes en tegen grote uitbraken van bijvoorbeeld mazelen. Wereldwijd is de vaccinatiegraad gemiddeld 85 procent, een enorme verbetering als je bedenkt dat het ongeveer 20 procent was in 1980 en 72 procent in 2000. ,,Het klinkt goed,” beaamt Ahmadu Yakubu, ,,maar er zijn nog steeds ongeveer 20 miljoen kinderen die niet volledig of helemaal niet zijn ingeënt. Dit zijn bijvoorbeeld kinderen in Nigeria, Pakistan, India, Democratische Republiek Congo en Ethiopië. Unicef vindt dat elk kind toegang moet hebben tot het volledige vaccinatieprogramma, ongeacht het land waar hij of zij woont.”
Op de vlucht
Yakubu is senior gezondheidsadviseur op het hoofdkantoor van Unicef in New York en probeert samen met zijn team te achterhalen waarom de vaccinatieprogramma’s niet alle kinderen bereiken. Nog niet alle antwoorden op die vraag zijn boven tafel, maar een van de grootste stoorzenders is wel duidelijk: conflicten. ,,Mensen slaan op de vlucht, dat maakt het bijhouden van een vaccinatieadministratie lastiger. Daarnaast raken gezondheidscentra en ziekenhuizen beschadigd en ongeschikt om vaccins op te slaan.” Uitdaging op uitdaging, wil Yakubu maar zeggen, terwijl vaccinaties juist voor gevluchte kinderen zo belangrijk zijn. ,,Hun gezondheid is vaak brozer doordat ze vaker arm en ondervoed zijn en ze wonen vaak met veel mensen bij elkaar, waardoor uitbraken van ziektes vaker voorkomen.”
Naar de kliniek
Covid-19 vormde afgelopen jaar nog eens een extra hobbel. Van maart tot juni liepen de vaccinatieprogramma’s in landen als Jordanië, Libanon en Syrië een flinke vertraging op. Yakubu: ,,Mensen mochten vanwege de lockdowns hun huis niet verlaten of konden vervoer naar de kliniek niet betalen. Sommigen waren bang besmet te raken door ziekenhuispersoneel. Voor Unicef was het lastig om de vaccins aan landen te leveren, omdat grenzen gesloten waren en veel vluchten werden geannuleerd Gelukkig waren de vrachtvluchten in juli bijna volledig terug op het niveau van vóór Covid-19, hoewel tegen hogere kosten. Hierdoor konden landen de vaccins krijgen die ze nodig hadden.” En dat laatste is enorm belangrijk, benadrukt Yakubu. “Als een moeder met haar kind naar de kliniek komt, wil je niet dat de vaccins op zijn. Je weet immers niet of ze weer terugkomt.”